In Memoriam mr. L. van Heijningen

Portret: Leo van Heijningen jr.

Leonardus van Heijningen
24 mei 1919 - 9 juni 2008




Over mijn vader.


Naar aanleiding van enkele gedichten en teksten van hem maakte ik deze visuele impressies:


Metamorfose - tekst voor het emotioneel stadsplan.

Riouwstraat - gedicht over de Riouwstraat in Den Haag.

Tout les wagons, sons les salons... - monoloog.

Voorportaal - gedicht.

Het winterbos - gedicht.


Het portret hierboven is gemaakt door mijn broer Leo van Heijningen.


Eva van Heijningen


• • •


Ter nagedachtenis aan mr. Leonardus van Heijningen sprak mijn broer Rupert van Heijningen op de begrafenis 14 juni 2008 de volgende woorden:

We zijn de begraafplaats opgekomen via de achteringang die sinds enige jaren niet meer wordt gebruikt en is afgesloten.
Noodgedwongen werden de wandelingen van mijn vader steeds korter. Toen het hek werd afgesloten beklom mijn vader zijn schrijfmachine en die ratelde. (Ik citeer uit een brief van 2 december 2005):


Aan de heer Directeur der Gemeentelijke begraafplaatsen, Hoogedelgestrenge Heer,
Naar aanleiding van de sluiting van het hek:
"Ik gevoel mij hierdoor zwaar getroffen omdat aldus de laatste mogelijkheid tot wandelen uit mijn woonhuis wordt weggenomen. Meerderen betreuren dit met mij. Een datum waarop de sluitingsmaatregel is genomen, kon men mij niet mededelen. Ik meen dan ook dat er in casu van behoort te worden uitgegaan dat de maatregel dateert van 1 december 2005 zijnde de dag waarop ik van de maatregel kennis nam, zodat de wettelijke bezwaartermijn van zes weken nog niet is verstreken. Zie de art. 6.7 en 6.8 AWB. Gelet op alle omstandigheden bent u ten dezen aan te merken als een bestuursorgaan in de zin van art. 1.1 AWB tot die ik dit bezwaarschrift dien te richten.


De wandeling over de begraafplaats is voor mij inspirerend. Ik bezit er een familiegraf, er zijn de graven van familieleden, vrienden, kennissen, historische figuren etc.
Als dank voor het tot nu toe mij geboden genot moge ik u bij dit bezwaarschrift een bundeltje gedichten "Begraafplaatsstrofen" aanbieden. Het vertoeven op uw domein heeft mij daartoe geïnspireerd. U dankend voor uw aandacht"


De jurist en de poëet: deze brief is daar een mooie uitdrukking van.


Op 5 december, de dag van Sinterklaas, verscheen een heer in het zwart aan de deur met een enveloppe afkomstig van de directeur - daarin de sleutel van het hek: mijn vader kreeg het privilege van geheim sleutelbewaarder als hij het maar aan niemand door zou vertellen.
Hoe vaak heeft hij niet met zijn kleinkinderen, Erik en Irene, dit wandelingetje gemaakt...


Voor de buitenwereld was onze vader de misschien wat excentrieke advocaat die in de rechtzaal het eeuwige leven leek te hebben: rechters raadpleegden na een zitting de gids voor de rechtelijke macht om te spieken naar zijn beëdigingjaar - 1949 - na 57 jaren heeft hij zijn toga moeten afleggen.
"Als je maar lang genoeg leeft schenkt de tijd je het gelijk" Ietwat ongebruikelijk wellicht dergelijke ijdele woorden op een rouwkaart. Elsevier kopte deze woorden in het afscheidsinterview met mijn vader in december. Mijn vader wilde ze op de rouwkaart.


Werd hij vroeger dikwijls door de communis opinio bekritiseerd of uitgelachen vanwege opmerkelijke standpunten, op zijn oude dag ontving hij – ook vanuit onverwachte hoek – steeds meer waardering.
Het oude wilde hij behouden – van het nieuwe, het moderne was hij per definitie afkerig. Hij zag in dat het nieuwe, het moderne comfort, de schijnbare geestelijke vrijheid van de jaren zestig de mens in wezen niet veel beter maakten. Maar merkwaardigerwijs gaf zijn conservatisme hem een vooruitziende blik op allerlei gebied.
Hij was de advocaat op de fiets. Ofschoon hij over een rijbewijs beschikte, had hij uit principe geen auto. Ons land zal ten ondergaan aan autowegen zei hij al begin jaren zestig toen het woord milieu-bewust nog niet eens bestond.
Hij streed - tevergeefs - tegen de sloop van het historische Spuikwartier en het dempen van de grachten in zijn geliefde den Haag in een tijd dat de kranten schreven dat het schandalig was dat men de vooruitgang wilde dwarsbomen. De historische binnenstad zou nu een yuppie-buurt zijn als ze nog had bestaan
Of geschaterd werd om hem toen hij in de begintijd van de boerenpartij pleitte voor kleinschalige landbouw: "Een boer moet niet meer koeien houden dan hij land heeft waar hij zijn mest kan uitrijden", doceerde hij. Van mestquota had niemand nog gehoord.
Of de AOW: het klinkt natuurlijk prachtig zo een cadeau maar tegen de tijd dat jullie oud zijn zal die onbetaalbaar zijn!


Zijn grote inspirator was mr. Willem Bilderdijk, wiens portret in zijn kantoor prijkt, advocaat van 1782-1806. Deze deinsde er niet voor terug om maatschappelijk minder welgevallige meningen te verkondigen wanneer dat nodig was. Zijn lezing over Bilderdijk voor de Jonge Balie in 1979 begon hij aldus: "Advocaten dienen onafhankelijk op te treden. Dit is niet altijd zonder persoonlijke risico's vooral wanneer het politieke zaken betreft waarbij hartstochten hoog plegen op te laaien. Waarbij dit aspect van belang is: de onbaatzuchtigheid, moed en onafhankelijkheid die nodig zijn om op de juiste wijze te kunnen optreden voor hen die in nood verkeren"


Wat te zeggen over zijn praktijk? Het was niet alleen Menten en Janmaat - in de nog strenge jaren vijftig waarin de overheid nog gezag afdwong creëerde hij de eerste jurisprudentie waarin wet moest wijken voor gewetensnood: vrijgemaakte dominees die om principiële redenen weigerden deel te nemen aan de AOW - toen volgden al snel de "Vrije Boeren" die weigerden zich te laten knechten door het Landbouwschap; boerderijen werden ontruimd, veestapels weggevoerd - wekelijks paginagrote stukken in de Telegraaf - de vrije boeren waren krakers en gezagsverstoorders avant la lettre! Hij herkende in de boeren hun hang naar vrijheid en zelfstandigheid en afkeer van de ambtelijke en dwingende overheid. Kleurige slingers van dansende boertjes en boerinnetjes versierden de woonkamer toen de Boerenpartij in de Kamer kwam.


Ofschoon hij zichzelf snel aan de preektoon van dominees onttrok, genoot hij ervan als die voor anderen preekten: verschillende kerkscheuringen in Katwijk, Urker vissers die 't Binnenhof dreigden te bezetten, in de roerige jaren zestig de Willem de Zwijger herdenking te Delft, compleet met politie te paard en hondenbrigade; in de Nieuwsbrief van Fabius, las men wekelijks wat men nergens anders kon lezen, de enig juiste kijk op de wereld, hij was een der redacteuren.


Een breed scala aan cliënten: Ambassade van Zuid-Afrika inderdaad, maar ook Stichting Surinamers in Nederland, Vrij Papoea, De man die "Johnson-Moordenaar" riep en daarmee een bevriend staatshoofd beledigde, Stichting Japanse Vrouwenkampen, de anti-vivisectiebeweging en enerzijds advocaat van de Evangelische Omroep maar anderzijds wisten ook de Roomschen hem te vinden: de RK Partij Nederland van Klaas Beuker en de Jezuïtenpater die bakstenen door de ruiten van sekswinkels smeet en zelfs toen in Amsterdam de Heilige Maria verscheen, heeft mijn vader de juridische aspecten daarvan begeleid. Dan was er de Bond van Verontruste Ouders die als voornaamste kenmerk hadden dat ze allen kinderloos waren; ook was er de overwinning voor de stichting tegen fluor in het drinkwater. Maar laat ik benadrukken: de praktijk bestond vooral uit de haast talloze stoet van cliënten die het nieuws niet haalden waarvan vele gedurende vele decennia bleven terugkomen.


In 1972 deed hij een gooi naar het kamerlidmaatschap: Nederlands Appèl: Nederland onder leiding van Ridder van Rappardt als premier en mijn vader als minister van justitie. Het kwam er niet van. Nederlands Appèl was een haast Bommeliaans gezelschap; op de eerste verdieping van ons huis was het partijbureau gevestigd - dames met grote hoeden namen het huis over om enveloppen te plakken en affiches te verspreiden.
"Wilt u uit de rode hel, stemt dan Nederlands Appèl" scandeerde tante Toky van der Beke Callenfels vanuit haar deftige Mercedes waarmee ze mijn vader chauffeerde. "Ridder van Rappardt - Voor fatsoen" was de leuze. Ja lacht u er maar om: Wie had in 1972 ooit kunnen bevroeden dat anno 2003 Balkenende verkiezingen wint met de leus "fatsoen moet je doen!"


In theorie was hij aartsconservatief maar in de omgang met mensen was hij liberaal - hij hield van zelfstandige geesten en kwam op voor hen die in de verdrukking kwamen door de tijdgeest.


Genoeg hierover.
Advocaat was hij toch voornamelijk van beroep. Zijn werkelijke passie lag bij de vaderlandse geschiedenis. Het grootst was zijn liefde voor Den Haag. Steeds wanneer een stukje historische stad of een dierbaar stukje groen door de bulldozer vermaald dreigde te worden trok hij ten strijde – De Scheveningse Bosjes plat? Nooit riepen we met gebalde vuist in een optocht over de Scheveningse weg in 1970 tegen uitbreiding van het Vredespaleis, met Hermance Schaepman voor de klokgeveltjes aan het Westeinde, met chansonnière Georgette Hagedoorn voor het pittoreske Julianahofje, en op het laatst nog tegen de plannen van een automuseum in landgoed Reigersbergen.


Aan ons eigen paradijsje aan de Koninginnegracht mocht men zeker niet komen: Meer dan twintig jaren wist hij heilloze bouwplannen achter ons huis te torpederen.


Op het gemeentearchief dachten ze dat er drie auteurs zijn met de naam van Heijningen over Haagse onderwerpen: mr. L. van Heijningen, Leo van Heijningen jr. en nog een van Heijningen die in de jaren dertig artikeltjes in de Haagse Courant schreef. Het bleek echter dezelfde: op veertienjarige leeftijd debuteerde mijn vader in de Haagsche Courant met een paginagroot artikel over de restauratie van het Heilige Geest Hofje door zijn oom, onze oudoom, de restauratiearchitect Bart van Heijningen!


Hij schreef in het jaarboek van Die Haghe en gaf als bestuurslid van de Vrienden van Den Haag vele lezingen en organiseerde vele excursies die altijd waren volgeboekt.


Voor buitenstaanders was en bleef mr. L. van Heijningen die keurige gereserveerde Haagse heer met een garderobe die sinds de oorlog lange tijd niet veranderde: zijn grijze ingedeukte hoedje en lange regenjas eeuwig in de driedelige slobberpakken van de gebroeders Koenders kleermakers. Zijn das bleef hij hardnekkig strikken ook toen hij de hele dag in bed moest doorbrengen.


Ik denk dat hij zichzelf het meest waardeerde als dichter.
Als kind van zijn generatie en als vader had hij moeite ons, zijn kinderen, emoties te tonen en met ons gevoelens te delen. Hij deed dat via zijn gedichten - verschanst achter de veiliger vorm van het gedicht deelde hij ons heel veel mede - hij toonde ons op die wijze zijn ziel, zijn angsten en verlangens.


Datzelfde gebeurde in de natuur.
Volgende regels uit een gedicht uit 1944 karakteriseren hem naar mijn mening het meest. Hij sprak die ook regelmatig uit – zomaar ineens - luid - als we in de duinen of ergens in een polder naar de horizon tuurden:


Dit is al wat ik begeer:
Niemands knecht te zijn en niemands heer
Ver van de stad en zijn trotse gebouwen
Te staan in de ruimte,
Waar ik Gods hemelen kan aanschouwen


Uit: "avondverlangen"
7 januari 1944
Hij was toen 25


Ik vertelde mijn vader dat ik met dit gedichtje wilde eindigen.
Hij glimlachte en verheugde zich - heel goed idee, mooi!


Rupert van Heijningen


(gedeelte toespraak op 14 juni 2008 bij de begrafenis van mijn vader L. van Heijningen)